Kapconstructies

Dakenlandschappen van oude steden en dorpen bieden door de variatie in vorm en bouwhoogte altijd weer een fascinerende aanblik. Dit in tegenstelling tot het monotone dakenlandschap van de laat negentiende en vroeg twintigste-eeuwse bouw of die van de naoorlogse wijken. In de buitenstedelijke gebieden ogen de daken van een kasteel of buitenplaats vaak zeer fraai, met complexe patronen en daarboven uitstekende torenspitsen en hoek- of traptorentjes. Daken van monumenten in de buitengebieden zijn veelal als zodanig ontworpen. In de kernen van oude steden is dat lang niet altijd het geval geweest.

Dakenlandschap

Dakenpatronen zijn hier vaak historisch gegroeid uit de ontwikkeling en de functie van gebouwen. Zo bouwde men bij behoefte aan meer ruimte de hoogte in. De introductie van nieuwe dakbedekkingen maakte steilere en hogere daken mogelijk. De kapconstructies van de meeste monumenten zijn van hout. Bij sommige jongere monumenten is ook beton en ijzer toegepast.

Het dak is een uitermate belangrijk deel van het gebouw. Het beschermt immers alles wat zich daaronder bevindt tegen weersinvloeden. Het dak moet daarom solide zijn en aan uiteenlopende eisen voldoen. Bij het construeren moet onder meer rekening worden gehouden met winddruk, het eigen gewicht en dat van de dakbedekking, en incidentele extra belasting door bijvoorbeeld een pak sneeuw. Andere zaken die de vorm van het dak bepalen, zijn de vorm van het grondvlak van het gebouw, de voorziene functie van de zolder en architectonische uitgangspunten.

De meeste daken zijn te rangschikken. Bij de vorm van een dak hoort een kapconstructie die de gewenste ruimte omsluit en de dakbedekking moet dragen. Deze constructie is tevens belangrijk voor de stabiliteit van het muurwerk onder het dak. Een dakconstructie moet dus sterk zijn. Deze sterkte wordt bereikt door het aaneenschakelen van onvervormbare (stijve) driehoeken.

Materialen voor de kapconstructie

De meest gebruikte houtsoort voor kapconstructies is tot en met de twaalfde eeuw dennenhout (afkomstig van de zilverspar). Uit dit tijdvak is echter nagenoeg niets bewaard gebleven. Daarna werd tot ongeveer de tweede helft van de zeventiende eeuw hoofdzakelijk eikenhout gebruikt. Vervolgens is tot de tweede helft van de negentiende eeuw grenenhout (van de grove den) het meest gebruikt. Pas de laatste eeuw wordt veelvuldig vurenhout (van de fijnspar) toegepast.

Compleet authentieke daken zijn er gelukkig nog wel, al worden ze steeds schaarser. Toch hebben ook daken waar veel aan vertimmerd is vaak nog veel oude onderdelen. Dat zijn zaken om zuinig op te zijn.

Zuinig was men vroeger ook. Materiaal was duur, arbeidskrachten waren naar verhouding goedkoop. Er vond daarom veel hergebruik plaats. Vaak is dat nog te zien aan ‘onverklaarbare’ kepen, ‘nesten’ en andere uitsparingen in de balken. Dergelijke onregelmatigheden moeten niet worden gezien als beschadigingen; ze geven oude constructies juist een eigen charme. De ouderdom van het dak hoeft niet overeen te komen met die van het huis. Het bestaande dak kan er later op zijn gezet. Aan de hand van de opbouw van het dak, de gebruikte houtsoort en details zoals telmerken kan de leeftijd van de kapconstructie meestal redelijk nauwkeurig worden bepaald.

Typen kapconstructie

De oud-Hollandse kap is de meest voorkomende constructie. Deze kan in de meeste dakvormen worden toegepast. Oud-Hollandse kappen hebben een bepaald type spant. Voorbeelden zijn de sporenkap en de gordingenkap.

 

Boerderijen kennen grote, van de grond af opgebouwde constructies, waar de kapconstructie een onderdeel van is. Deze verschillen van streek tot streek. Een bekende constructie is het ankerbalkgebint, dat veel voorkomt in hallenhuisboerderijen in Midden-Nederland.

De diverse onderdelen van de kapconstructie werden op de begane grond of in de werkplaats vervaardigd. Om te zorgen dat bij de montage alles op de juiste plaats terechtkwam, werden op de onderdelen zogenaamde telmerken aangebracht. Deze uitgehakte of gemarkeerde tekens werden in de steden tot in de zeventiende eeuw en op het platteland tot in de twintigste eeuw algemeen toegepast. Ze kunnen veel vertellen over de geschiedenis van het dak. Als het enigszins mogelijk is, moeten bij restauratie van het dak onderdelen met telmerken zo veel mogelijk worden gehandhaafd.

  • Sporenkap

Een spoor is een dunne houten balk of dunne stam van een spar, die loopt van de voet van de kap tot aan de nok. Een enkelvoudige sporenkap is samengesteld uit naast elkaar opgestelde sporen. Twee tegenover elkaar opgestelde sporen vormen een gespan. Hiertussen zijn horizontale verstijvingen en een of meer hanenbalken aangebracht.

In de tweede helft van de veertiende eeuw verschenen er gebinten, ook wel spanten, jukken of schaargebinten genoemd, onder de sporen om het geheel te versterken. Zo’n gebint bestaat uit twee stijlen, die soms in een bepaalde kromming staan (krommers), waarop een dekbalk rust. Het geheel is vaak verstijfd met korbelen. Hoge kappen hebben meerdere jukken boven elkaar. Op het bovenste juk staat het nokgebint.

Naar gelang de lengte van de kap zijn op geregelde afstand de gebinten geplaatst. Aan de buitenzijde van deze gebinten werd in de lengterichting van de kap een worm (balk) geplaatst, veelal een gording genoemd, waartegen de sporen werden opgesteld.

  • Gordingkap

In de zuidelijke Nederlanden bouwde men in deze tijd de gordingenkappen. Gordingen zijn lange balken die in de lengterichting tussen spantbenen liggen, opgelegd in kepen in het spantbeen. Over de gordingen liggen de op sporen gelijkende kepers. Deze kapconstructie verspreidde zich vanaf de zestiende eeuw over de rest van het land.

Constructiewijze

Het aanbrengen van dakbeschot was aanvankelijk niet algemeen, behalve bij kappen waarop de dakbedekking moest worden vastgespijkerd, zoals bij leien en bij plaatvormige bedekking als lood en koper. Jongere monumenten hebben altijd gordingenkappen, met al draagconstructie het verbeterde Hollandse spant. Hiervan lopen de spantbenen door van de muurplaat tot de nok. Het dakbeschot is direct op de gordingen gespijkerd.

De diverse onderdelen van de kapconstructie werden op de begane grond of in de werkplaats vervaardigd. Om te zorgen dat bij de montage alles op de juiste plaats terechtkwam, werden op de onderdelen zogenaamde telmerken aangebracht. Deze uitgehakte of gemarkeerde tekens werden in de steden tot in de zeventiende eeuw en op het platteland tot in de twintigste eeuw algemeen toegepast. Ze kunnen veel vertellen over de geschiedenis van het dak. Als het enigszins mogelijk is, moeten bij restauratie van het dak onderdelen met telmerken zo veel mogelijk worden gehandhaafd.

Boerderijen kennen grote, van de grond af opgebouwde constructies, waar de kapconstructie een onderdeel van is. Deze verschillen van streek tot streek. Een bekende constructie is het ankerbalkgebint, dat veel voorkomt in hallenhuisboerderijen in Midden-Nederland.

Bedreigingen

Een goed onderhouden dak is cruciaal voor de instandhouding van het hele gebouw. Het minste gebrek aan dak en bijbehorende goten kan, bij het uitblijven van herstel, het verval inleiden van de rest van de constructie. Zwakke plekken genoeg. Alertheid en voortdurende zorg zijn van groot belang voor het behoud.

Houten kapconstructies staan aan diverse bedreigingen bloot. Vocht is de belangrijkste oorzaak van aantastingen. Het schept een klimaat waarin schimmels en insecten goed kunnen gedijen.

  • Schimmels

De meest voorkomende bedreiging van de kap is houtrot. Dit ontstaat door lekkages in dakbedekkingen, goten, dakdoorvoeren en dergelijke. In feite is houtrot een schimmel, die de eigenschap van hout verandert, waardoor de samenhang verloren gaat.

Houtrot

Een andere schimmel met een desastreuze werking is de huiszwam. Deze schimmel is in staat om via lange strengen (hyphen) voor vochtaanvoer te zorgen, ook naar droge plaatsen. Zolang de veroorzakende vochtbron niet is weggenomen, blijft de huiszwam actief. De vochtbron kan meters verwijderd zijn van de aantasting.

  • Insecten

Een van de bekendste schadelijke insecten is de gewone houtworm. Net als bij verschillende andere houtborende insecten gaat het in feite om de larve van een kever. Deze voelt zich vooral thuis in spintachtig naaldhout en in zachtere loofhoutsoorten. De houtworm is berucht om de aantasting van houtsnijwerk en gebruiksvoorwerpen. Vooral het rondhout van boerenschuren is een geliefd object voor insecten. Ook triplex en pitriet staan op het menu.

Boktorren zijn vooral nathoutboorders, dat wil zeggen dat ze in levend en pas gehakt hout leven. Van de grote familie van boktorren is alleen de huisboktor een drooghoutboorder (droog hout wil zeggen ‘bewerkt’ hout). De soort komt alleen voor in naaldhout en kan erg kieskeurig zijn ten aanzien van de menukeuze. Temperaturen boven de 25 graden en een hoge luchtvochtigheid zijn ideale omstandigheden voor de boktor. Bij mooi warm zomerweer is vooral in de avond het knagen van de larven duidelijk hoorbaar. Als men het beest niet tijdig opmerkt, kunnen ernstige constructieve problemen ontstaan.

Zes boktorlarven

Het meest agressief is de larve van de bonte knaagkever, ook wel de grote houtworm genoemd. Na het verpoppen knaagt de kever zich naar buiten. Dit insect heeft een voorkeur voor eikenhout, maar andere houtsoorten in de directe omgeving worden soms ook aangetast. De kever knaagt zich zo nodig door millimeters dikke loodplaten heen. De larve veroorzaakt zeer ernstige schade aan vooral monumentale eikenhouten kapconstructies.

Aantasting door de larve van de bonteknaagkever, begint vanuit de kern terwijl er geen gaatje was te zien

Maatregelen

Aantastingen door schimmels en insecten zijn natuurlijk al eeuwen bekend. Maar door onder meer het isoleren van daken, het afdichten van kieren en het aanbrengen van centrale verwarming is de laatste vijftig jaar in veel gebouwen een klimaat ontstaan dat zeer aantrekkelijk is voor schimmels en kevers. Door het bestrijden van ‘natuurlijke ventilatie’ door kieren en dergelijke werken renovaties niet zelden aantastingen door schimmels en kevers in de hand.

Ook het schoonhouden van de kapconstructie is essentieel.

Als er toch schimmels of aantastingen door kevers ontstaan, is het zaak om deze in een vroeg stadium te lokaliseren. In overleg met een deskundige kan een adequate behandeling worden gekozen. Vroeger werden hier zwaar giftige spuitmiddelen voor gebruikt of blauwzuurgas. Tegenwoordig zijn deze middelen verboden. Een van de alternatieven is een zogeheten warmtebehandeling, waarbij men de constructie inpakt en opwarmt tot ongeveer vijfenvijftig graden Celsius. Bij deze temperatuur sterven de larven. Een andere mogelijkheid is het gericht injecteren met giftige middelen.

 

Met subsidie van: