Vensterglas

Bij de vroegste vensters spande men om licht binnen te laten en (koude) lucht buiten te houden een varkensblaas voor de opening. Glas was aanvankelijk alleen beschikbaar in zeer geringe oppervlakten. De kleine stukjes werden door loden strips verbonden tot een groter geheel.

Geleidelijk aan werd glas in steeds grotere oppervlakten en betere kwaliteiten leverbaar. Glas-in-lood was daardoor niet langer noodzaak, maar werd een siervorm.

Soorten glas

Vensterglas, ook wel tafelglas genoemd, werd vroeger geleverd in halfwit en wit. In de achttiende eeuw streefde men naar kleurloos glas. Door grondig wassen van het zand en het toevoegen van wat bruinsteen, werd een bijna volledige ontkleuring verkregen. Met als resultaat het zogenaamde witglas. Door inwerking van zonlicht krijgt dit glas soms een paarse gloed. In de sponningen blijft het echter kleurloos, wat een herkenningspunt is voor dit oude glas.

Na 1920 ontstaat het getrokken harde en strakke glas. Probeer bij incidenteel vernieuwen van een venster met oud glas, het gebruik van nieuw glas te vermijden.

Sterk spiegelend voorzetglas, het aanzien wordt hierdoor aanzienlijk negatief beïnvloed

Bij enkel glas treedt snel condensvorming op, met name in verwarmde vertrekken. Het binnenschilderwerk moet daarom in perfecte conditie verkeren. Door inwateren van de sponning waarin het glas is geplaatst, kan versneld inrotting ontstaan bij de verbindingen met het raam- en kozijnhout.

Condens op enkele beglazing, daarom is een goede waterdichte glasaansluiting nodig

Isolerende beglazing

Steeds meer monumenten krijgen te maken met maatregelen die tegemoet moeten komen aan de wens tot verbetering van het verblijfscomfort. Vensterisolatie kan de geluidsoverlast beperken, kouval voorkomen en de stookkosten terugdringen. De oorspronkelijke constructies zijn in het algemeen niet berekend op zwaar isolatieglas, net zo min als de aansluitende wanden en betimmeringen. Dit leidt tot gebreken in de constructie en tot inrotting van kozijnhout.

Daarom is het belangrijk de vraag te stellen of isolerende beglazing echt noodzakelijk is. Mogelijk zijn er alternatieven zoals het terugbrengen van luiken, het aanbrengen van dikke gordijnen of het plaatsen van dunne isolerende beglazing die wel past in de smalle glassponning. Het uitgangspunt moet zijn dat het historische venster behouden blijft.

Voorzetramen aan de buitenzijde worden afgeraden omdat deze elke mogelijkheid tot ventilatie van het vertrek blokkeren. Bovendien treedt een ingrijpende wijziging van het uiterlijk op. Hiervoor is een vergunning vereist.

Achterzetramen, uitgevoerd als naar binnen draaiende ramen in een frame, zijn vaak wel een goede oplossing. Eventueel kunnen deze ramen in de zomer worden weggenomen. Belangrijk is dat de maten corresponderen met de aanwezige raamverdeling. Door de relatief grote luchtspouw kan een hoge isolatiewaarde bereikt worden, zonder de bestaande constructie geweld aan te doen.

Bij kleine draairamen uit de periode 1920-40 kan dun isolatieglas geplaatst worden. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van achterzetglas met een afdichtingsprofiel op het raamhout.

 

Met subsidie van: