Wanden

Met name in de tijd van architect H.P. Berlage, zo tussen 1895 en 1915, werd schoon metselwerk als ideaal in interieurs toegepast. Daarvoor en daarna zijn wanden afgewerkt met een (dunne) pleisterlaag.

Tot in de achttiende eeuw werden gepleisterde wanden gewit. Om kouval tegen te gaan en de vertrekken aan te kleden, behing men de wanden in het woonvertrek met kleden en wandtapijten, de zogenaamde behangsels. De behangsels waren ook een uiting van welstand. Vooral met de zeventiende-eeuwse goudleerbehangsels konden de rijken hun status bevestigen. In de achttiende eeuw werd de basisconstructie van wanden steeds meer aan het oog onttrokken door wandbespanning en betimmeringen. In deze periode kwam ook het gebruik van papierbehang sterk op.

Goudleerbehangsel

Binnenpleisterwerk en vocht

Als binnenpleisterwerk goed is opgebracht, kan het heel lang in goede conditie blijven. Het is wel enigszins gevoelig voor mechanische beschadiging door stoten met scherpe voorwerpen. Dergelijke beschadigingen zijn echter vrij gemakkelijk en duurzaam te herstellen. Echte problemen met binnenpleisterwerk hebben meestal te maken met vocht, vaak in combinatie met uitbloeiende zouten.

Van belang is vooral de juiste oorzaak van de vochtverschijnselen te achterhalen. Er zijn diverse mogelijkheden:

  • Condensvocht

Bij een te hoge luchtvochtigheid kan condens neerslaan op de binnenkant van de koude buitenmuren. Behang kan dan klam aanvoelen, pleisterwerk is alleen aan de oppervlakte wat vochtig. Door beter ventileren verdwijnt het vocht.

  • Doorslaand vocht

Doorslaand vocht is in veel gevallen te wijten aan slecht voegwerk en scheuren in de muur. Kleine scheurtjes aan de regenzijde van een gebouw zuigen veel vocht op. Langdurig lekkende regenpijpen en vergaarbakken zorgen plaatselijk voor doorslaand vocht. Oude muren lijken massief maar er zitten vaak allerlei holtes in. Zwakke plekken worden aan de binnenkant zichtbaar door vochtplekken op onverwachte plaatsen. Bij regen worden de plekken groter. Bij langdurige droogte kunnen ze verdwijnen, maar zodra het weer omslaat, kunnen ze weer terugkomen.

  • Zakvocht

Zakvocht zakt door het lekken van goten op muren in het massieve metselwerk naar beneden en komt dan in warmere ruimten naar buiten. Dit gaat vaak gepaard met de uitbloei van in de muur aanwezige zouten. Door zakvocht kunnen balkkoppen – zelfs als deze twee meter onder een goot in de muur zitten – door schimmels, houtrot en schadelijke insecten worden aangetast.

  • Indirect optrekkend vocht

Regenwater dat net onder het maaiveld in de muren optrekt, treedt vaak in warmere ruimten, vlak boven de vloeren aan het oppervlak. Daarbij wordt het pleisterwerk van de wanden afgedrukt. In de muur voorkomende zouten kunnen de schade sterk vergroten. Oorzaak is meestal slecht voegwerk net onder het maaiveld of een naar het gebouw aflopend terrein of dijklichaam. Veel ellende kan worden voorkomen door ervoor te zorgen dat straatwerk niet tot tegen de gevel doorloopt en langs de buitenmuren een grindbed aan te leggen.

  • Optrekkend vocht

Als de fundering met de voet in het grondwater staat, kan dit grondwater via de fundering naar boven trekken. Dit verschijnsel is te herkennen aan een horizontale zone van 30-120 cm aangetast pleisterwerk of zwart wordend behang. Het meeste vocht treedt vlak boven de vloer of de betegelde plint uit, waardoor het pleisterwerk verweert of eraf wordt gedrukt. Lang niet altijd is er sprake van optrekkend vocht. Pas als dit onomstotelijk door proeven en boringen is aangetoond heeft het zin om een kostbaar vochtwerend scherm aan te brengen. Het komt bij voorbeeld voor bij landhuizen die rondom in het water staan. Men injecteert in zo’n geval de muren onder het niveau van de keldervloer met een vochtwerend chemisch middel.

De aanpak van beschadigd pleisterwerk

Pleisterwerk aanbrengen is een vak. Veel problemen ontstaan doordat er geen goede voorbereidings- of hechtingslaag wordt aangebracht, een voor de toepassing ongeschikt pleistersysteem wordt gebruikt, de pleister niet zorgvuldig en volgens de voorschriften wordt aangebracht of naderhand wordt voorzien van een verkeerde afwerking.

Opnieuw pleisteren heeft alleen zin als eventuele vochtoverlast is verholpen en de muren voldoende droog zijn. Vaak wordt een muur die jarenlang door vocht is verzadigd, te snel van nieuw pleisterwerk voorzien. Een kubieke meter met vocht verzadigd metselwerk kan 150 tot 200 liter water bevatten! Als vuistregel geldt dat twee à drie jaar gewacht moet worden met opnieuw pleisteren; de exacte tijd is onder meer afhankelijk van de ondergrond en de ventilatiemogelijkheden.

Als pleisterwerk plaatselijk loslaat, kunnen de losse delen worden gefixeerd. Dit is van belang bij waardevol, bijvoorbeeld geornamenteerd pleisterwerk. In andere gevallen kan loszittend pleisterwerk verwijderd worden. Nieuw pleisterwerk kan men het best in afgeronde delen opzetten en bij inwendige hoeken laten aansluiten op bestaand werk. Er ontstaan dan geen problemen bij de overgangen. Sterk door vocht en zout belaste muren geeft men een zo dun mogelijke pleisterlaag; maximaal circa 8 millimeter. In kelders verdient een dun vertin-laagje de voorkeur.

De binnenzijden van buitenmuren mag men, vanwege de vochtige omstandigheden, nooit afwerken met een gipshoudende laag; ook niet als een cementhoudende basislaag (raaplaag) is aangebracht. Het versnellen van het droogproces door warm stoken met kachels is uit den boze.

Gipshoudend pleisterwerk

Soms worden vochtige muren afgedekt met lambrisering of tegels. Deze vorm van symptoombestrijding is sterk af te raden. De oorzaak van het probleem wordt niet weggenomen en de verschijnselen kunnen zelfs verergeren omdat het vocht verder omhoog trekt en daar naar buiten treedt. Bij indirect optrekkend vocht kan vlak boven de vloer een onderbreking in het pleisterwerk worden aangebracht om aantasting van het pleisterwerk erboven te voorkomen. Een onderbreking van vijf tot acht millimeter ‘tot op de baksteen’ is voldoende.

Een pluisvormige uitslag op het pleisterwerk is niet meteen iets om ongerust over te zijn. Het gaat hier om zoutuitbloei. Dit is een teken dat de muur en de pleisterlaag goed uitdampen. Laat de zouten rustig naar buiten treden, borstel ze na enige tijd weg en verwijder het gruis met de stofzuiger. Controleer wel of de zoutuitbloei niet het gevolg is van een nieuwe lekkage.

Pleistersystemen

Muren nemen altijd vocht uit de omgeving op. Naast het wegnemen van de oorzaken daarvan is het belangrijk dat de muren zelf hun vocht weer snel kwijt kunnen: muren moeten ademen. Daarom zijn alleen aangepaste, zogenaamde open pleistersystemen geschikt. De pleisterlaag mag niet te dik zijn. Als afwerking kan een damp doorlatende mineraalverf worden gebruikt. Afsluitende latexverven zijn ten zeerste af te raden omdat zij allerlei problemen kunnen veroorzaken.

Afsluitende latex muurverf

Lang niet alle pleistersystemen die een stukadoor levert, zijn geschikt voor een oud gebouw. Er zijn diverse systemen met hun eigen kenmerken en toepassingsmogelijkheden. Bij de keuze van het pleistersysteem moet ook worden betrokken of een muur zoutbelast is.

  • Kalkpleisters

Deze bestaan uit kalk met zand als vulmiddel. Ze kunnen alleen onder normale omstandigheden worden toegepast op niet-zoutbelaste ondergronden. Belangrijk is het opzetten van een zo dun mogelijke pleisterlaag. Deze moet de ondergrond volgen. Kalkpleister moet niet worden gebruikt als uitvullaag om een onregelmatige wand egaal te maken. In verband met het doorharden van de kalk kunnen deze pleisters pas na enkele weken worden afgewerkt met een verf op mineraalbasis.

  • Kalk-traspleisters

Aan dit systeem op basis van kalk en zand is als hydraulische toeslag tras (gemalen tufsteen) toegevoegd. Kenmerken zijn een goede hechting, weinig krimp en een goede dampdoorlaatbaarheid. Het kan alleen toegepast worden op ondergronden die niet of slechts licht door zouten zijn belast. Mits aangepast op de situatie zijn kalk-traspleisters zowel voor binnen- als buitenpleisterwerk geschikt.

  • Perlite-pleisters

Dit zijn condensremmende, enigszins isolerende pleisters met een vulmiddel uit steen. Het is een dampdoorlatend pleistersysteem dat redelijk goed bestand is tegen zouten Perlite-pleisters dient men zeer geleidelijk te laten drogen.

  • Cementpleisters

Normaal bestaan deze uit portlandcement en zand. Voor bijzondere toepassingen op sterk zoutbelaste ondergronden bestaan speciale systemen met toeslagstoffen en een aangepaste korrelgrootte. Onderzoek en advies vooraf zijn noodzakelijk.

Behangsels

Oorspronkelijk werden met ‘behangsels’ kleden en wandtapijten bedoeld, die aan de muur hingen om de kouval tegen te gaan. Veel behangsels waren van textiel, meestal linnen, en beschilderd met voorstellingen. Tegen het einde van de achttiende eeuw nam de toepassing van papieren behang een hoge vlucht. Er werd gaandeweg steeds meer gewerkt met patronen in plaats van voorstellingen. Veel van dit behang is inmiddels verdwenen.

Controleer bij het verwijderen van lagen oud behang altijd of er nog historisch behang aanwezig is. Laat dit bij voorkeur zitten. Als het er toch af moet, bewaar dan een gedeelte. Ook is het in dat geval aan te raden de Stichting Historische Behangsels een gedeelte te doneren. Zij hebben een enorme collectie. Kies zo mogelijk gedeeltes die het gehele motief bevatten.

Bij behang op pleisterwerk kunnen kleinere scheurtjes aan het oog worden onttrokken door de wanden eerst te beplakken met vliesachtig materiaal.

Betimmeringen

Wandbetimmeringen dienden niet alleen om delen van de basisconstructie aan het oog te onttrekken, maar ook om het interieur meer aanzien te geven. Ook deuren werden voorzien van prachtig geprofileerde omlijstingen. Boerderijen kregen soms schitterende bedstedewanden met ingebouwde servieskasten.

De meeste betimmeringen waren in eiken of grenen. Eikenhout was zodanig gezaagd dat zogenaamde ‘spiegels’ zichtbaar werden. Vandaar dat eikenhout in het interieur meestal niet werd geschilderd, maar in de was werd gezet. Grenenhout werd wel geschilderd, soms in de meest geraffineerde imitaties van hout en marmer. Op wat beschadigingen na verkeert dit schilderwerk meestal nog in goede staat. Verwijder dit soort beschilderingen niet, maar laat ze – als ze echt storend zijn – bijwerken door een schilder met aantoonbare ervaring. Probeer echter niet elk slijtspoor, elke oneffenheid, buts of kras, weg te werken onder nieuwe plamuur en verf. Laat zien dat al generaties lang in het interieur is gewoond en gewerkt: laat de geschiedenis spreken.

Wandbetimmeringen

 

Met subsidie van: